Synoniemen: behoren, horen, passen, voegen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈtamə(n)/ |
---|
Afbreking | be·ta·men |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(hij) betaamt | (hij) betaamde |
(zij) betamen | (zij) betaamden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat hij) betame | (dat hij) betaamde |
(dat zij) betamen | (dat zij) betaamden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
betamend, betamende | (hebben) betaamd |
Je zegt meer dan je betaamt.
Staak deze taal, ridder, door minstrelen zo vaak gebezigd, dat zij een edelman niet meer betaamt.