Information about the word rijk (Dutch → Esperanto: riĉa)

Synonyms: gefortuneerd, vermogend

Part of speechadjective
Pronunciation/rɛi̯k/
Hyphenationrijk

Degrees of comparison

Positiverijk
Comparativerijker
Superlativerijkst

Declension

 PositiveComparativeSuperlative
Predicativerijkrijker(het) rijkst, (het) rijkste
AttributiveIndefiniteMasculine and feminine pluralrijkerijkererijkste
Indefinite singularrijkrijkerrijkst
Pluralrijkerijkererijkste
Definiterijkerijkererijkste
Partitiverijksrijkers 

Usage samples

We zijn rijk, jongen!
Een rijk land is het ook niet.
Zij hadden hun taak aanvaard in de verwachting op de zak van de rijke Jood te kunnen teren en waren nu teleurgesteld door zijn haast.
Vroeger waren we al blij als we rijk en beroemd werden.
Nou ja, ze was een rijke vrouw, een zeer rijke vrouw.
Ik heb een oom, die is rijk, en die heeft kantoren.
Later die maand was er de eerste grootschalige drone‐aanval, waarbij ook woonwijken van rijke Russen werden getroffen.

Translations

Afrikaansryk
Albanianpasur
Catalanabundós; ric
Czechbohatý
Danishrig
Englishaffluent; rich; wealthy
English (Old English)rice
Esperantoriĉa
Faeroeseríkur
Finnishrikas
Frenchriche
Germanausgiebig; reich; vermögend
Greekπλούσιος
Hungariangazdag
Icelandicríkur
Italianricco
Jamaican Patoisrich
Low Germanryk
Norwegianrik
Papiamentoriko; riku
Polishbogaty
Portugueserico
Romanianbogat
Russianбогатый
Saterland Frisiandjooch; drjooch; fermuugend; riek; uurfloudich
Scottish Gaelicbeartach
Spanishacaudalado; acomodado; adinerado; rico
Sranangudu
Swahilitajiri
Swedishrik
Tagalogmayaman
Thaiรวย; ร่ำรวย
West Frisianryk