Synoniemen: houterig, star, stram, stug
Woordsoort | bijvoeglijk naamwoord |
---|
Uitspraak | /stɛi̯f/ |
---|
Afbreking | stijf |
---|
Trappen van vergelijking
Stellende trap | stijf |
---|
Vergrotende trap | stijver |
---|
Overtreffende trap | stijfst |
---|
Verbuiging
| Stellende trap | Vergrotende trap | Overtreffende trap |
---|
Predicatief | stijf | stijver | (het) stijfst, (het) stijfste |
---|
Attributief | Onbepaald | Manlijk en vrouwelijk enkelvoud | stijve | stijvere | stijfste |
---|
Onzijdig enkelvoud | stijf | stijver | stijfst |
---|
Meervoud | stijve | stijvere | stijfste |
---|
Bepaald | stijve | stijvere | stijfste |
---|
Partitief | stijfs | stijvers | |
---|
Hij stond op, rekte zich uit en bemerkte tot zijn verrassing dat hij niet stijf was.
Zijn handen begonnen stijf te worden, en koud.
Reiths benen begonnen stijf te worden.
Mijn rug is stijf, mijn schouders doen pijn, mijn gezicht gloeit, mijn ogen branden.