Informatie over het woord besnijden (Nederlands → Esperanto: cirkumcidi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈsnɛi̯də(n)/
Afbrekingbe·snij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) besnij, besnijd(ik) besneed
(jij) besnijdt(jij) besneed
(hij) besnijdt(hij) besneed
(wij) besnijden(wij) besneden
(jullie) besnijden(jullie) besneden
(gij) besnijdt(gij) besneedt
(zij) besnijden(zij) besneden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) besnijde(dat ik) besnede
(dat jij) besnijde(dat jij) besnede
(dat hij) besnijde(dat hij) besnede
(dat wij) besnijden(dat wij) besneden
(dat jullie) besnijden(dat jullie) besneden
(dat gij) besnijdet(dat gij) besnedet
(dat zij) besnijden(dat zij) besneden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
besnij, besnijdbesnijdt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
besnijdend, besnijdende(hebben) besneden

Vertalingen

Duitsbeschneiden
Engelscircumcise
Esperantocirkumcidi
Faeröersumskera
Portugeescircuncidar
Saterfriesbesniede
Spaanscircuncidar
Tsjechischobřezat