Sinonimoj: aanbieden, voorschotelen, bieden, doen, indienen, optreden, presenteren, vertonen, voorstellen, voorzetten, brengen, inbrengen, offreren
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) speel | (ik) speelde |
(jij) speelt | (jij) speelde |
(hij) speelt | (hij) speelde |
(wij) spelen | (wij) speelden |
(jullie) spelen | (jullie) speelden |
(gij) speelt | (gij) speeldet |
(zij) spelen | (zij) speelden |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) spele | (dat ik) speelde |
(dat jij) spele | (dat jij) speelde |
(dat hij) spele | (dat hij) speelde |
(dat wij) spelen | (dat wij) speelden |
(dat jullie) spelen | (dat jullie) speelden |
(dat gij) spelet | (dat gij) speeldet |
(dat zij) spelen | (dat zij) speelden |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
speel | speelt |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
spelend, spelende | (hebben) gespeeld |