Informatie over het woord pinnen (Nederlands → Esperanto: preni monon el monaŭtomato)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpɪnə(n)/
Afbrekingpin·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) pin(ik) pinde
(jij) pint(jij) pinde
(hij) pint(hij) pinde
(wij) pinnen(wij) pinden
(jullie) pinnen(jullie) pinden
(gij) pint(gij) pindet
(zij) pinnen(zij) pinden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) pinne(dat ik) pinde
(dat jij) pinne(dat jij) pinde
(dat hij) pinne(dat hij) pinde
(dat wij) pinnen(dat wij) pinden
(dat jullie) pinnen(dat jullie) pinden
(dat gij) pinnet(dat gij) pindet
(dat zij) pinnen(dat zij) pinden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
pinpint
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
pinnend, pinnende(hebben) gepind

Voorbeelden van gebruik

In Wit‐Rusland kunt u op vele plekken pinnen.

Vertalingen

Esperantopreni monon el monaŭtomato