Informatie over het woord pot (Nederlands → Esperanto: poto)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/pɔt/
Afbrekingpot
Geslachtmanlijk
Meervoudpotten

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
potjepotjes

Voorbeelden van gebruik

Toen pakte Cugel de pot met soep, het brood en de wijn uit het karretje.
Heer Bommel stapte de eetzaal binnen, waar mevrouw Kadee nog steeds in de pot stond te roeren.
De zaailingen moeten in potten overwinteren.

Vertalingen

Afrikaanspan; pot
Catalaansolla; pot
Deenskande
DuitsKanne; Krug; Topf
Engelscan; jar; jug; mug; pot
Esperantopoto
Faeröersgrýta; krukka; pottur
Finsruukku
Franspot
Grieksαγγείο
Jamaicaans Creoolspat
Jiddischטאָפּ
Latijnolla
Noorsgryte; potte
Papiamentspòchi
Portugeespanela; pote; vaso
Russischгоршок
SaterfriesKanne; Kruuke; Pot
Schotspat
Spaansolla; pote
Thaisกระถาง
Tsjechischhrnec; květináč
Zweedskanna