Informatie over het woord spreken (Nederlands → Esperanto: paroli kun)

Synoniem: spreken met

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsprekə(n)/
Afbrekingspre·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spreek(ik) sprak
(jij) spreekt(jij) sprak
(hij) spreekt(hij) sprak
(wij) spreken(wij) spraken
(jullie) spreken(jullie) spraken
(gij) spreekt(gij) spraakt
(zij) spreken(zij) spraken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) spreke(dat ik) sprake
(dat jij) spreke(dat jij) sprake
(dat hij) spreke(dat hij) sprake
(dat wij) spreken(dat wij) spraken
(dat jullie) spreken(dat jullie) spraken
(dat gij) spreket(dat gij) spraket
(dat zij) spreken(dat zij) spraken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spreekspreekt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sprekend, sprekende(hebben) gesproken

Vertalingen

Engelshave a word with
Esperantoparoli kun