Translation dictionary
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
switchboard | ||
switchboard girl (female telephonist; telephonist) | ||
(plank) | ||
(administration; executive) | ||
(cling to; clutch; get caught on; grip) | alkroĉiĝi al | |
(wainscot) | lignogarni | |
(directorate) | ||
(tread; walk; walk upon) | ; | |
(directorate) | ||
(board table) | estrara tablo | |
(administration; management) | ; | |
(birch; rod; sprig; staff; twig; wand) | ||
(exchange; swap) | ; ; ; uitwisseling ; verruiling | |
(commutate; commute; shunt) | ||
(change; exchange; interchange; share; swap; trade) |
English | Dutch |
---|---|
switchboard | schakelbord |
switchboard girl | telefoniste; telefoonjuffrouw |
switchboard operator | telefonist; telefoniste |
board | aan boord gaan; aan boord gaan van; aanklampen; beplanken; beschieten; bestuur; bestuurstafel; boord; bord; bordje; bordpapier; college; commissie; deel; departement; directie; dis; enteren; in de kost doen; in de kost hebben; in de kost nemen; in de kost zijn; instappen; karton; kost; kostgeld; met planken beschieten; ministerie; plank; raad; schap; stappen in; tafel |
switch | haarstukje; knop; omschakelen; op een ander spoor brengen; plotseling draaien; plotseling richten; plotseling wenden; plotselinge verandering; rangeren; roede; schakelaar; schakelen; twijg; verwisselen; wissel; zwiepen |