Translation dictionary
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(couple; grasp; hang; secure) | ||
(fish‐hook) | ; ; | |
(agraf; clasp) | ; ; | |
; | ||
(clasp; fasten) | ||
worm | ||
worm (earthworm) | ; | |
worm (elicit; extract; glean; pull; withdraw; draw; draw forth; drag out) | ; ; te voorschijn trekken ; ; ; |
English | Dutch |
---|---|
hookworm | mijnworm |
hook | aan de haak slaan; aanhaken; angel; blijven haken; bocht; boogbal; dichthaken; duim; een boogbal slaan; haak; haken; haken zetten aan; het aanleggen met; hoek; hoekstoot; kram; naar zich toehalen; sikkel; snoeimes; vasthaken; vishaak |
worm | aardworm; ontwormen; schroefdraad; slang; worm |