Vertaalwoordenboek
Nederlands | Spaans (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
atropellar | alveturi | |
(aanrijden; voorrijden) | atropellar | alveturi |
🔗 Er komt een auto aanrijden. | ||
(aanvaring; botsing) | choque ; colisión | |
🔗 Vorig jaar waren er 61 aanrijdingen met damherten. | ||
cabalgar ; montar | ||
🔗 Langzaam reden wij langs het water verder. | ||
(gaan; karren) | ir ; ir en vehículo | |
🔗 Ik zou niet graag in dat oude wagentje rijden dat u daar hebt! | ||
(chaufferen; vervoeren) | conducir ; dirigir | |
🔗 Daarna kan ik jou naar het vliegveld rijden. | ||
patinar | ||
🔗 De volgende morgen immers zou er een tocht worden gereden van Haarlem naar Hoorn en van Hoorn weer terug naar Haarlem, samen een goede 120 km. | ||
conducción |