Vertaalwoordenboek
Nederlands | Russisch (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(doden; doodmaken; ombrengen; om het leven brengen; van kant maken) | убивать ; убить | |
🔗 Het dier moest worden afgemaakt. | ||
(neertellen) | сосчитать ; считать | |
вычитать | subtrahi | |
(aframmelen; afranselen; beuken) | бухать ; бухнуть | |
(flikkeren; neervallen; vallen) | падать | |
(afwissen; vegen) | вытирать | viŝi |
🔗 „Ik kom al, meneer!” klonk het doffe antwoord uit een ver vertrek, spoedig gevolgd door Sam zelf, die zijn mond afveegde. | ||
(verbeiden; wachten; wachten op; opwachten) | ждать ; подождать | |
🔗 Daarna gingen ze weer naar de wagen om de komst van de karavaan af te wachten. | ||
(wegen) | взвешивать | |
(afvegen; vegen; wissen) | вытирать | viŝi |
Het woord af kon door ons niet in de geselecteerde doeltaal vertaald worden.