Vertaalwoordenboek
Nederlands | Portugees (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(amputeren) | amputar | |
🔗 We moeten hem wel tot de schouder toe afzetten. | ||
(onttronen; van de troon stoten) | destronar | detronigi |
(afdoen; afleggen; uitdoen; uittrekken) | depor ; tirar | |
🔗 Hij kwam dichterbij, zette zijn hoedje af en luisterde aandachtig. | ||
(garneren; uitmonsteren) | guarnecer ; rechear ; revestir | |
(uitschakelen; uitzetten; uitdoen; uitknippen) | desligar | |
🔗 Daarom zette hij de motoren reeds enkele kilometers voor het doel af. | ||
(afzetting; amputatie; amputeren) | amputação | |
(afsluiten; belemmeren; stuwen; versperren) | barrar ; interceptar ; tapar ; trancar | |
🔗 Gingen ze de weg afzetten? |
Het woord afzetter kon door ons niet in de geselecteerde doeltaal vertaald worden.