Vertaalwoordenboek

Brontaal
 
Doeltaal
90.655 woorden
 
19.930 woorden
Te vertalen woord
NederlandsPortugees (indirect vertaald)Esperanto
(gereed; klaar)
disposto
;
prestes
;
pronto
🔗 Maar het portret is nog niet af.
(bij tijd en wijle; nu en dan; van tijd tot tijd; zo nu en dan)
de quando em quando
;
de tempo a tempo
;
de vez em quando
🔗 Maar ik kreeg het zo koud dat ik af en toe gymnastiekoefeningen moest doen.
(vanaf)
atrás de
;
depois de
;
desde
🔗 En nu wachtte die hele mensenmenigte van de vroege morgen af.
atrás
;
depois
;
em seguida
(afgelasten; afzeggen; annuleren)
anular
;
declarar sem efeito
;
revogar
🔗 Het wijzigen van de grondwet kan hem in staat stellen de verkiezingen uit te stellen of helemaal af te blazen.
(knagen)
roer
🔗 Toen het laatste been was afgekloven, trok hij verder.
(beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen; een eind maken aan; eindigen)
acabar
;
encerrar
;
finalizar
;
terminar
🔗 Hij maakte zijn zin niet af.
(doden; doodmaken; ombrengen; om het leven brengen; van kant maken)
matar
🔗 Het dier moest worden afgemaakt.
separar‐se
🔗 Ik ben vannacht van de weg afgeraakt toen het zo onweerde.
(remmen)
travar
🔗 De lift remde af om te stoppen bij de 21e verdieping.
(afsnijden)
decepar
;
recortar
;
trinchar
;
truncar
(contrasteren)
contrastar
🔗 Voor zich uit zag hij de Toren van de Olifant tegen de hemel afsteken.
(instellen; verstellen)
adaptar
;
ajustar
apear‐se
;
descer do cavalho
🔗 Ook wij stegen af.
embrutecer
(bot maken)
adoçar
;
aliviar
;
amortecer
;
embotar
;
mitigar
tornar tolo
(een diploma behalen; een diploma halen)
graduar
diplomiĝi
🔗 Er gingen geruchten dat de man afgestudeerd was aan de een of andere universiteit, maar zijn verleden was een mysterie, hoewel dat niet ongewoon was.
desgalhar
disbranĉigi
prover de um shunt
ŝunti
(afwateren; draineren; droogleggen; ontwateren)
drenar
🔗 Een poging om bloed uit zijn arm af te tappen, leverde geen resultaat op.
(beschrijven; tekenen; trekken; uittekenen)
descrever
;
desenhar
;
traçar
visar
vizi
(neertellen)
numerar
andar
;
decorrer
;
passar‐se
(wegtrekken)
tirar fora
fortiri
(korten)
abater
;
descontar
(retireren; zich terugtrekken)
bater em retirada
;
retirar‐se
;
retrair‐se
subtrair
subtrahi
(troeven)
jogar trunfo
;
trunfar
(delegeren)
delegar
;
deputar
deputar
(afvallig worden)
apostatar
apostatiĝi
(uitvallen)
cair do alto
(flikkeren; neervallen; vallen)
cair
;
desabar
;
ruir
;
tombar
(afwissen; vegen)
enxugar
;
limpar
viŝi
🔗 „Ik kom al, meneer!” klonk het doffe antwoord uit een ver vertrek, spoedig gevolgd door Sam zelf, die zijn mond afveegde.
(verbeiden; wachten; wachten op; opwachten)
aguardar
;
esperar
;
estar à espera de
🔗 Daarna gingen ze weer naar de wagen om de komst van de karavaan af te wachten.
(aftappen; draineren; droogleggen; ontwateren)
drenar
(wegen)
pesar
;
tomar o peso
(doseren)
dosar
(afdraaien; afkeren)
desviar
🔗 Hij wendde de blik af en keek vooruit.
transbordar
elaborar
ellabori
desencaminhar‐se
;
desviar‐se
;
extraviar‐se
🔗 Het was niet voor het eerst dat Hugo F. van het rechte pad afweek, want al in 1996 liep hij zijn eerste veroordeling op.
(schelen; uiteenlopen; verschillen)
diferir
;
ser diferente
🔗 Onze openingstijden tijdens kerst wijken af van onze normale openingstijden.
(afkeuren; het vertikken; terugwijzen; weigeren; afslaan)
indeferir
;
negar‐se a
;
recusar
🔗 Geen wonder dat Katrien hem altijd afwijst!
(liquideren)
ajustar pagando
;
liquidar
desenrolar
(ontrollen; uitrollen)
desenovelar
;
desenrolar
malvolvi
🔗 Maar nu wikkelde ze het gescheurde papier er eindelijk af en begon te lezen.
(afvegen; vegen; wissen)
enxugar
;
limpar
viŝi
(expediëren; verzenden)
aviar
;
despachar
;
expedir
(afscheiden; scheiden; schiften)
apartar
;
dividir
;
separar
(isoleren)
ilhar
;
insular
;
isolar