Vertaalwoordenboek
Nederlands | Portugees (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(beginnen; intreden) | começar | |
🔗 Er breken moeilijke tijden aan. | ||
princípio | ||
🔗 Het was duidelijk dat het aanbreken van de dag hem geen vreugde bracht. | ||
(opendoen; openen; openmaken; openstellen; openslaan) | abrir | |
🔗 Nisbet stond op en brak een nieuwe kruik aan. | ||
(dóórbreken; stukbreken) | partir ; quebrar ; rasgar ; romper | |
🔗 Hij brak de stok in tweeën en gooide de stukken op het vuur. | ||
(afbreken; knappen; stukgaan) | partir‐se | |
🔗 De deur brak in stukken. |