Vertaalwoordenboek

Brontaal
 
Doeltaal
90.655 woorden
 
6.578 woorden
Te vertalen woord
NederlandsWesterlauwers Fries (indirect vertaald)Esperanto
(gereed; klaar)
dien
;
🔗 Maar het portret is nog niet af.
(bij tijd en wijle; nu en dan; van tijd tot tijd; zo nu en dan)
altemets
;
út en troch
;
🔗 Maar ik kreeg het zo koud dat ik af en toe gymnastiekoefeningen moest doen.
(vanaf);
🔗 En nu wachtte die hele mensenmenigte van de vroege morgen af.
efternei
;
efteroan
; ;
neitiid
;
(afgelasten; afzeggen; annuleren)
annulearje
;
ôfsizze
;
skrasse
🔗 Het wijzigen van de grondwet kan hem in staat stellen de verkiezingen uit te stellen of helemaal af te blazen.
ôfstjitte
🔗 Splijtsteen duwde de boot af, klom aan boord en pakte de riemen.
ôfstuitsje
resalti
🔗 Maar de pijl ketste af op zijn verborgen maliënkolder.
ôfbrekke
derompiĝi
🔗 Ook knapte weleens een lijn af door het rukken van de tachtig tot negentig ton zware karkassen, die dan onmiddellijk wegdreven en door een jachtboot weer moesten worden opgepikt.
(beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen; een eind maken aan; eindigen)
besljochtsje
;
dien meitsje
;
ôfmeitsje
;
🔗 Hij maakte zijn zin niet af.
(doden; doodmaken; ombrengen; om het leven brengen; van kant maken)
deadzje
;
deameitsje
;
deadwaan
🔗 Het dier moest worden afgemaakt.
(remmen)
remme
🔗 De lift remde af om te stoppen bij de 21e verdieping.
ôfspringe
malsuprensalti
oergean
ne efektiviĝi
ôfstappe
(afsnijden)
ôfsnije
;
ôfstekke
(contrasteren)
ôfstekke
🔗 Voor zich uit zag hij de Toren van de Olifant tegen de hemel afsteken.
(afvuren; afschieten)
ôffjurje
🔗 Op oudjaarsdag mocht dit jaar voor het eerst pas vanaf 18:00 uur vuurwerk worden afgestoken, tot 02:00 uur nieuwjaarsnacht.
(instellen; verstellen)
ynstelle
(verwerpen)
ôfstimme
malakcepti voĉdone
ôfstimme
sintonizi
fan in hynder ôfstappe
🔗 Ook wij stegen af.
(stof afnemen; stoffen)
ôfstofje
senpolvigi
ôfstudearje
🔗 We moeten toch afstuderen.
(terugspringen)
ôfstuitsje
resalti
🔗 Driemaal schoot Locksley op De Bracy en driemaal stuitte zijn pijl af op diens wapenrusting.
minder wurde
;
ôftakelje
(aftuigen; onttakelen)
ôftakelje
malrigi
(afwateren; draineren; droogleggen; ontwateren)
ôftaapje
;
ôfwetterje
🔗 Een poging om bloed uit zijn arm af te tappen, leverde geen resultaat op.
ôftaapje
spili
(beschrijven; tekenen; trekken; uittekenen)
tekenje
poffe
(neertellen)
telle
(inhouden)
poffe
(wegtrekken)
ôflûke
fortiri
(trekken)
ôftrekke
(korten)
ôfslaan
(troeven)
ôftroevje
(aframmelen; afranselen; beuken)
ôfrosse
;
ôftichelje
;
omseamje
(aftakelen; onttakelen)
ôftakelje
malrigi
(delegeren)
ôffurdigje
ôffeardigje
;
ôffurdigje
(flikkeren; neervallen; vallen)
drippe
;
falle
(vermageren)
ôfklaaie
(afwissen; vegen)
ôffeie
;
ôfwiskje
;
wiskje
;
feie
viŝi
🔗 „Ik kom al, meneer!” klonk het doffe antwoord uit een ver vertrek, spoedig gevolgd door Sam zelf, die zijn mond afveegde.
(weglopen; wegvloeien)
(lossen; afsteken; afschieten)
ôffjurje
🔗 Conan vuurde pijl na pijl af op de groep.
(verbeiden; wachten; wachten op; opwachten)
biidzje
;
wachtsje
🔗 Daarna gingen ze weer naar de wagen om de komst van de karavaan af te wachten.
ôfwetterje
dreniĝi
(aftappen; draineren; droogleggen; ontwateren)
ôftaapje
;
ôfwetterje
(afdraaien; afkeren)
ôfdraaie
🔗 Hij wendde de blik af en keek vooruit.
ôfwarre
ŝirmi sin kontraŭ
ôfwurkje
finlabori
ôfwurkje
ellabori
(opbrengen; opleveren; voortbrengen)
(afgooien; uitgooien)
ôfsmite
🔗 De bommen werden toen in de omgeving van Yuncos afgeworpen, waar zij slechts materiële schade aanrichtten.
ôfsmite
elseligi
🔗 Ze zou mij afgeworpen hebben als ze de kans had gekregen!
ôfsmite
ôfwike
🔗 Het toestel is waarschijnlijk sterk van zijn koers afgeweken en ergens ten westen van Australië in zee terechtgekomen.
ôfslaan
;
ôfwike
🔗 Het was niet voor het eerst dat Hugo F. van het rechte pad afweek, want al in 1996 liep hij zijn eerste veroordeling op.
(schelen; uiteenlopen; verschillen)
ferskele
;
ferskille
;
útinoarrinne
🔗 Onze openingstijden tijdens kerst wijken af van onze normale openingstijden.
(afkeuren; het vertikken; terugwijzen; weigeren; afslaan)
ôfkitse
;
ôfwize
🔗 Geen wonder dat Katrien hem altijd afwijst!
(afdoen; afhandelen)
🔗 Ik moet mijn zaken afwikkelen.
(liquideren)
ôfhannelje
ôfwuolje
(ontrollen; uitrollen)
ôfwuolje
malvolvi
🔗 Maar nu wikkelde ze het gescheurde papier er eindelijk af en begon te lezen.
(afvegen; vegen; wissen)
ôffeie
;
ôfwiskje
;
wiskje
;
feie
viŝi
(expediëren; verzenden)
ôfstjoere
(versturen; verzenden; wegzenden)
fuortstjoere
;
ôfstjoere
(afscheiden; scheiden; schiften)
ôfskiede
;
ôfsûnderje