Vertaalwoordenboek
Nederlands | Esperanto |
---|---|
(defensie; verdediging; verweer) | () |
🔗 De drie reizigers gingen bij het vuur zitten. | |
(gloed) | () |
🔗 „Ketterij”, zei Traz Onmale, maar zonder veel vuur. | |
🔗 Van vuur zijn ze niet bang. | |
(ambitie; ijver) | |
(vlam) | |
(heftigheid; onstuimigheid) | |
(gloed; pit; pittigheid; verve) | |
🔗 In het vuur van hun gesprek hadden de beide heren niet op de omgeving gelet, en daardoor was het hun ontgaan dat er door het luchtruim een ballon naderde. | |
🔗 Later sloeg het vuur over naar het bos. |
Het woord afweervuur kon door ons niet in de geselecteerde doeltaal vertaald worden.