Vertaalwoordenboek
Nederlands | Esperanto |
---|---|
(geaardheid; inborst; karakter) | |
🔗 Dat ligt niet in mijn aard. | |
(slag; soort) | |
🔗 Mijn heer, ik heb zaken van deze aard bestudeerd en ik ken de remedie. | |
(natuur; geaardheid; karakter) | |
🔗 Wat is de aard van Gods woord? | |
🔗 Hij had niet genoeg adem om meer te zeggen, want het was waar werk om over de dwarsliggers van de rails weer naar boven te klimmen en hij hijgde dat het een aard had. | |
(dergelijk; dusdanig; zodanig; zo’n; zulk) | () |
🔗 Doch er bestond niets van dien aard. | |
() | |
terkonekti | |
(hatelijk; kwaadaardig; snood; vals) | |
🔗 Lijk ik dan zo’n boosaardig monster? | |
(vals) | malice |
🔗 Simon lachte boosaardig. | |
(gek; raar; vreemd; vreemdsoortig; zonderling; zonderbaar) | |
🔗 Het eerste eigenaardige trekje aan Joseph Curwen was dat hij in het geheel niet ouder scheen te worden. | |
(onschuldig) | |
bonkaraktera | |
(goedhartig; goedig) | |
(onschuldig) | |
maligna | |
(boosaardig; hatelijk; vals) | |
🔗 Als een kwaadaardige hond draaide Reep zich nu naar zijn andere slachtoffer. | |
toonaard | |
toonaard (toonsoort) | |
volksaard (volkskarakter) | nacia karaktero |
volksaard (volkskarakter) | popola karaktero |