Vertaalwoordenboek
Nederlands | Esperanto |
---|---|
(groeien; stijgen; toenemen) | |
🔗 Bereken de tijdsduur waarin de spanning van nul tot 176,75 V aangroeit. | |
(groeien; toenemen; groter worden) | |
🔗 Bereken de tijdsduur waarin de spanning van nul tot 176,75 V aangroeit. | |
(aanwas; groei; toename) | () |
(toename; vermeerdering) | |
pligrandiĝanta | |
(aangroeien; stijgen; toenemen) | |
(aangroeien; toenemen; groter worden) | |
vegeti | |
🔗 Tegen de laagste, buitenste muur groeide dicht struikgewas. | |
(toenemen; aanwassen; wassen) | |
🔗 Puc was gegroeid in het afgelopen jaar, maar hij was nog steeds klein. | |
🔗 Ze groeien op de berg. | |
(toenemen) |