Vertaalwoordenboek
Nederlands | Esperanto |
---|---|
(aanspreken) | ekkonsumi |
(beginnen; intreden) | |
🔗 Er breken moeilijke tijden aan. | |
(; ) | |
🔗 Het was duidelijk dat het aanbreken van de dag hem geen vreugde bracht. | |
(opendoen; openen; openmaken; openstellen; openslaan) | ( aperti ; ovri ) |
🔗 Nisbet stond op en brak een nieuwe kruik aan. | |
(dageraad; ochtendgloren; krieken van de ochtend; morgenkrieken; ochtendkrieken) | (; ) |
🔗 Ge dient zelfs niet te wachten op het aanbreken van de dag! | |
refrakti | |
(dóórbreken; stukbreken) | |
🔗 Hij brak de stok in tweeën en gooide de stukken op het vuur. | |
(afbreken; knappen; stukgaan) | |
🔗 De deur brak in stukken. | |
(breuk) | |
(breuk; fractuur; verbreking) | |
refraktiĝi | |
🔗 Toch heb ik mijn belofte niet gebroken. | |
🔗 We zouden niet willen dat u een been brak. | |
🔗 Het dier brak de nek van de man en sleurde hem naar buiten. | |
🔗 Hij probeert opnieuw de bank te breken. | |
🔗 Ze heeft gebroken met haar grootmoeder. | |
🔗 Hij kon de weerstand breken van de Spanjaarden, die zich in het kasteel verschanst hielden. |