Vertaalwoordenboek
Nederlands | Esperanto |
---|---|
(paling) | |
🔗 „Hier heb je nu het meer,” riep James Starr uit, „dat men terecht met een grote aal vergeleken heeft!” | |
juna angilo | |
(gier) | |
(Aaltje; Aaltjen; Adelheid; Adelheide; Aleid; Aleide) | |
zo glad als een aal (aalglad) | angilglata |
(palingachtig) | angilsimila |
🔗 De botervis is een lang slank aalachtig visje van hooguit 25 cm met een rugvin die van kop tot staart loopt. | |
(palingfuik) | |
🔗 Anders dan de aalfuik, die tussen stokken gespannen in ondiep water een vaste en zichtbare plek heeft, liggen de verzwaarde schietfuiken op wisselende plaatsen op de IJsselmeerbodem, altijd in paren. | |
(zo glad als een aal) | angilglata |
🔗 Een aalgladde advocaat zet zijn eigen carrière en advocatenbureau op het spel door een schadezaak aan te nemen waarbij twee stinkend rijke bedrijven worden aangeklaagd. | |
(aalkast) | |
(aalkaar) | |
🔗 Twaalf aalkorven had hij meer dan twintig voeten diep laten zetten. | |
(kruizemunt; watermunt) | |
(aalkwabbe; aalpuit; puitaal) | () |
(aalkwab; aalpuit; puitaal) | () |
(kwabaal; puitaal; zoetwaterkabeljauw) | |
(puitaal) | () |
angilkapta retkadro | |
angilkapta hokfadeno | |
(blauwe reiger) | |
(aalgeer; aalspeer; aalsteker; aalvork) | |
() | |
🔗 Bij varen naar de aalscholvers vertelt de schipper over het wel en wee van de aalscholvers. | |
angilnasa sako | |
(aalgeer; aalschaar; aalsteker; aalvork) | |
angiltranĉaĵa bastoneto | |
angilkapta baraĵo | |
(aalgeer; aalschaar; aalspeer; aalvork) | |
(nematode) | |
(aalgeer; aalschaar; aalspeer; aalsteker) | |
() | |
(zeeaal; zeepaling) | () |
(aalpuit; zoetwaterkabeljauw) | |
🔗 Volgens Landschap Overijssel betekent dit dat de kwabaal zich voortplant in het gebied. | |
(aalpuit) | () |
(aalpuit) | |
sidderaal | |
(grote modderkruiper) | eŭropa kobitido |