Vertaalwoordenboek

Brontaal
 
Doeltaal
90.655 woorden
 
54.382 woorden
Te vertalen woord
NederlandsDuits (indirect vertaald)Esperanto
(gereed; klaar)
bereit
;
🔗 Maar het portret is nog niet af.
(bij tijd en wijle; nu en dan; van tijd tot tijd; zo nu en dan)
dann und wann
; ;
zeitweilig
;
hin und wieder
; ;
🔗 Maar ik kreeg het zo koud dat ik af en toe gymnastiekoefeningen moest doen.
(vanaf)
🔗 En nu wachtte die hele mensenmenigte van de vroege morgen af.
(afgelegen);
; ;
hernach
;
hierauf
;
hinten
;
hinterher
;
nachher
;
später
; ;
(afgelasten; afzeggen; annuleren)
annullieren
;
für null und nichtig erklären
;
kassieren
;
🔗 Het wijzigen van de grondwet kan hem in staat stellen de verkiezingen uit te stellen of helemaal af te blazen.
verdrängen
🔗 Splijtsteen duwde de boot af, klom aan boord en pakte de riemen.
aufessen
🔗 Wel, laten we dan afeten en naar huis gaan.
(afbijten)
🔗 Zijn er haaien gezien dan kan men erop rekenen allerlei griezelverhalen te zullen horen van afgehapte armen en benen.
resalti
🔗 Maar de pijl ketste af op zijn verborgen maliënkolder.
(beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen; een eind maken aan; eindigen);
enden
; ;
endigen
;
beendigen
;
erledigen
;
vollenden
; ; ;
🔗 Hij maakte zijn zin niet af.
(doden; doodmaken; ombrengen; om het leven brengen; van kant maken); ;
🔗 Het dier moest worden afgemaakt.
;
sich lösen
;
sich loslösen
;
sich ablösen
;
sich abheben
🔗 Ik ben vannacht van de weg afgeraakt toen het zo onweerde.
(remmen)
bremsen
;
🔗 De lift remde af om te stoppen bij de 21e verdieping.
;
(afsnijden)
(contrasteren)
im Gegensatz stehen
;
abstechen
;
sich hervorheben
🔗 Voor zich uit zag hij de Toren van de Olifant tegen de hemel afsteken.
(afvuren; afschieten);
🔗 Op oudjaarsdag mocht dit jaar voor het eerst pas vanaf 18:00 uur vuurwerk worden afgestoken, tot 02:00 uur nieuwjaarsnacht.
(instellen; verstellen);
justieren
;
anpassen
(aanpassen; in overeenstemming brengen)
in Übereinstimmung bringen
;
in Einklang bringen
;
anpassen
;
angleichen
atrophisch werden
;
verkümmern
;
(koersen; stevenen)
sich richten
vom Pferd steigen
; ;
🔗 Ook wij stegen af.
(stof afnemen; stoffen)
senpolvigi
vertieren
;
zum Tier machen
(verstompen)
zum Tier werden
;
vertieren
(bot maken);
stumpf machen
;
dämpfen
;
mildern
depuŝi
;
häuten
;
(terugspringen)
resalti
🔗 Driemaal schoot Locksley op De Bracy en driemaal stuitte zijn pijl af op diens wapenrusting.
gebrechlich werden
;
verfallen
(afwateren; draineren; droogleggen; ontwateren)
entwässern
;
dränieren
;
dränen
;
trockenlegen
🔗 Een poging om bloed uit zijn arm af te tappen, leverde geen resultaat op.
zapfen
anzapfen
spili
(beschrijven; tekenen; trekken; uittekenen)
zeichnen
; ;
malen
; ;
entwerfen
;
skizzieren
(omlijnen)
im Umriß zeichnen
;
umreißen
visieren
vizi
;
(neertellen)
zählen
;
aufzählen
(inhouden);
(trekken)
aufgießen
;
infundieren
;
ziehen lassen
;
aufbrühen
(korten); ;
Rabatt geben
;
subtrahieren
subtrahi
(troeven)
Trumpf spielen
;
Trumpf ausspielen
(aframmelen; afranselen; beuken)
verhauen
;
verbläuen
;
verprügeln
(delegeren);
delegieren
;
;
deputieren
;
(uitvallen)
entfallen
;
verfallen
; ; ;
ausfallen
(flikkeren; neervallen; vallen);
hinfallen
(ontrouw worden)
untreu werden
(afwissen; vegen)
wischen
viŝi
🔗 „Ik kom al, meneer!” klonk het doffe antwoord uit een ver vertrek, spoedig gevolgd door Sam zelf, die zijn mond afveegde.
(weglopen; wegvloeien)
wegfließen
;
ausströmen
;
zerrinnen
(lossen; afsteken; afschieten);
🔗 Conan vuurde pijl na pijl af op de groep.
(verbeiden; wachten; wachten op; opwachten)
gewärtigen
;
harren
; ; ; ; ;
rechnen mit
; ; ;
bevorstehen
🔗 Daarna gingen ze weer naar de wagen om de komst van de karavaan af te wachten.
(aftappen; draineren; droogleggen; ontwateren)
entwässern
;
dränieren
;
dränen
;
trockenlegen
(wegen)
wägen
; ;
(doseren)
dosieren
; ;
zumessen
(afdraaien; afkeren); ;
entwenden
🔗 Hij wendde de blik af en keek vooruit.
ausarbeiten
ellabori
(opbrengen; opleveren; voortbrengen)
erzeugen
;
hervorbringen
;
(afgooien; uitgooien)
🔗 De bommen werden toen in de omgeving van Yuncos afgeworpen, waar zij slechts materiële schade aanrichtten.
;
sich wegbeugen
;
sich abneigen
;
sich abkehren
🔗 Het toestel is waarschijnlijk sterk van zijn koers afgeweken en ergens ten westen van Australië in zee terechtgekomen.
;
🔗 Het was niet voor het eerst dat Hugo F. van het rechte pad afweek, want al in 1996 liep hij zijn eerste veroordeling op.
(schelen; uiteenlopen; verschillen);
differieren
;
sich unterscheiden
🔗 Onze openingstijden tijdens kerst wijken af van onze normale openingstijden.
(afkeuren; het vertikken; terugwijzen; weigeren; afslaan); ;
ausschlagen
;
versagen
;
weigern
;
verweigern
🔗 Geen wonder dat Katrien hem altijd afwijst!
(liquideren);
liquidieren
;
herunterwickeln
(afvegen; vegen; wissen)
wischen
viŝi
(expediëren; verzenden); ;
expedieren
;
fortsenden
;
spedieren
; ;
wegschicken
;
aufgeben
;
verfrachten
;
(versturen; verzenden; wegzenden); ;
fortschicken
;
wegschicken
(afschuimen; doorzóéken; doorspitten)
🔗 De hele omgeving is afgezocht.
(afscheiden; scheiden; schiften); ; ; ; ; ;
separieren
;
beiseite nehmen
(isoleren);
außer Verbindung setzen
;
isolieren
;
(onafgemaakt; onafgewerkt; onvoltooid)
unvollendet
;
nicht abgeschlossen
;
nicht fertiggestellt