Vertaalwoordenboek
Nederlands | Deens (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(gereed; klaar) | færdig | |
🔗 Maar het portret is nog niet af. | ||
(bij tijd en wijle; nu en dan; van tijd tot tijd; zo nu en dan) | af og til ; fra tid til anden | |
🔗 Maar ik kreeg het zo koud dat ik af en toe gymnastiekoefeningen moest doen. | ||
(vanaf) | siden | |
🔗 En nu wachtte die hele mensenmenigte van de vroege morgen af. | ||
derefter ; herefter | ||
(afgelasten; afzeggen; annuleren) | aflyse ; sende afbud | |
🔗 Het wijzigen van de grondwet kan hem in staat stellen de verkiezingen uit te stellen of helemaal af te blazen. | ||
(beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen; een eind maken aan; eindigen) | fuldende | |
🔗 Hij maakte zijn zin niet af. | ||
(doden; doodmaken; ombrengen; om het leven brengen; van kant maken) | dræbe | |
🔗 Het dier moest worden afgemaakt. | ||
(afvuren; afschieten) | affyre | |
🔗 Op oudjaarsdag mocht dit jaar voor het eerst pas vanaf 18:00 uur vuurwerk worden afgestoken, tot 02:00 uur nieuwjaarsnacht. | ||
(stof afnemen; stoffen) | støve af | senpolvigi |
(beschrijven; tekenen; trekken; uittekenen) | tegne | |
(neertellen) | tælle | |
fradrage | subtrahi | |
(flikkeren; neervallen; vallen) | falde | |
(lossen; afsteken; afschieten) | affyre | |
🔗 Conan vuurde pijl na pijl af op de groep. | ||
(verbeiden; wachten; wachten op; opwachten) | forvente ; vente | |
🔗 Daarna gingen ze weer naar de wagen om de komst van de karavaan af te wachten. | ||
(wegen) | veje | |
(opbrengen; opleveren; voortbrengen) | producere | |
(afkeuren; het vertikken; terugwijzen; weigeren; afslaan) | nægte ; vægre sig | |
🔗 Geen wonder dat Katrien hem altijd afwijst! | ||
(expediëren; verzenden) | afsende | |
(versturen; verzenden; wegzenden) | afsende | |
(afschuimen; doorzóéken; doorspitten) | ransage | |
🔗 De hele omgeving is afgezocht. | ||
(afscheiden; scheiden; schiften) | adskille |