Vertaalwoordenboek
Nederlands | Catalaans (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
activar | ||
(scherpen; slijpen; wetten) | afilar ; aguditzar ; agusar ; esmolar ; estimular | |
(aandoen; aandraaien; aanknippen; inschakelen) | connectar ; endollar | |
🔗 Vijf minuten later kreeg hij koffie en zette zijn vrouw de televisie aan. | ||
accedir ; dirigir‐se | ||
🔗 Ik keek om, en jawel, daar kwam de rest van het gezelschap ook aanzetten. | ||
(trekken) | fer una infusió | |
compondre | ||
(doen; plaatsen; steken; stoppen) | ficar ; col·locar ; posar | |
🔗 Ze naderde met een bord soep, dat ze voorzichtig op zijn knieën zette. | ||
muntar | munti | |
(neerzetten; oprichten; opslaan; stellen; vestigen) | aixecar ; emplaçar ; erigir ; instituir |