Information du mot stelpen (néerlandais → espéranto: ĉesigi)

Synonymes: afbreken, opbreken, opheffen, ophouden met, staken, stoppen, stopzetten, kappen met, opgeven

Parti du discoursverbe
Prononciation/stɛlpə(n)/
Césurestel·pen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) stelp(ik) stelpte
(jij) stelpt(jij) stelpte
(hij) stelpt(hij) stelpte
(wij) stelpen(wij) stelpten
(jullie) stelpen(jullie) stelpten
(gij) stelpt(gij) stelptet
(zij) stelpen(zij) stelpten
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) stelpe(dat ik) stelpte
(dat jij) stelpe(dat jij) stelpte
(dat hij) stelpe(dat hij) stelpte
(dat wij) stelpen(dat wij) stelpten
(dat jullie) stelpen(dat jullie) stelpten
(dat gij) stelpet(dat gij) stelptet
(dat zij) stelpen(dat zij) stelpten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
stelpstelpt
Participes
Participe présentParticipe passé
stelpend, stelpende(hebben) gestelpt

Traductions

afrikaansstaak
allemandein Ende machen; beenden; Einhalt gebieten; einstellen; aufhören mit; stoppen; aussetzen
anglaisstop; staunch
bas allemandstoppen
catalanacabar; extingir; interrompre; plegar
danoisafbryde
espérantoĉesigi
françaisarrêter; faire cesser; interrompre; terminer
frison occidentalôfbrekke
hongroismegszüntet
italienfermare; interrompere
portugaisfazer cessar; interromper
thaïงด