Information du mot doorsturen (néerlandais → espéranto: transsendi)

Synonyme: doorzenden

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈdorstyːrə(n)/
Césuredoor·stu·ren

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) stuur door(ik) stuurde door
(jij) stuurt door(jij) stuurde door
(hij) stuurt door(hij) stuurde door
(wij) sturen door(wij) stuurden door
(jullie) sturen door(jullie) stuurden door
(gij) stuurt door(gij) stuurdet door
(zij) sturen door(zij) stuurden door
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) doorsture(dat ik) doorstuurde
(dat jij) doorsture(dat jij) doorstuurde
(dat hij) doorsture(dat hij) doorstuurde
(dat wij) doorsturen(dat wij) doorstuurden
(dat jullie) doorsturen(dat jullie) doorstuurden
(dat gij) doorsturet(dat gij) doorstuurdet
(dat zij) doorsturen(dat zij) doorstuurden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
stuur doorstuurt door
Participes
Participe présentParticipe passé
doorsturend, doorsturende(hebben) doorgestuurd

Traductions

allemandübersenden
anglaissend on; send on
espérantotranssendi
françaisrenvoyer
polonaisprzesłać