Information du mot agenda (néerlandais → espéranto: tagordo)

Synonyme: dagorde

Parti du discourssubstantif
Prononciation/aˈɣɛnda/
Césureagen·da
Genrehistoirement féminin, à présent aussi masculin
Plurielagenda’s

Exemples d’usage

Ook volgende week maandag, dinsdag, woensdag en donderdag staan er weer gesprekken op de agenda.
Het beste lijkt me dat een van ons tweeën bij punt zeven van de agenda in snikken uitbarst.
Het punt staat niet op de officiële agenda, maar zal volgens Van Raak in de wandelgangen worden besproken.

Traductions

anglaisagenda
espagnolorden del día
espérantotagordo; programo
françaisordre du jour
frison occidentalwurklist
portugaisordem do dia