Synonymes: dragen, ónderhouden, ruggesteunen, schoren, schragen, steunen
Parti du discours | verbe |
---|
Prononciation | /ˈɔndərˈstønə(n)/ |
---|
Césure | on·der·steu·nen |
---|
Conjugaison
Indicatif |
---|
Présent | Passé |
---|
(ik) ondersteun | (ik) ondersteunde |
(jij) ondersteunt | (jij) ondersteunde |
(hij) ondersteunt | (hij) ondersteunde |
(wij) ondersteunen | (wij) ondersteunden |
(jullie) ondersteunen | (jullie) ondersteunden |
(gij) ondersteunt | (gij) ondersteundet |
(zij) ondersteunen | (zij) ondersteunden |
Subjonctif |
---|
Présent | Passé |
---|
(dat ik) ondersteune | (dat ik) ondersteunde |
(dat jij) ondersteune | (dat jij) ondersteunde |
(dat hij) ondersteune | (dat hij) ondersteunde |
(dat wij) ondersteunen | (dat wij) ondersteunden |
(dat jullie) ondersteunen | (dat jullie) ondersteunden |
(dat gij) ondersteunet | (dat gij) ondersteundet |
(dat zij) ondersteunen | (dat zij) ondersteunden |
Impératif |
---|
Singulier/Pluriel | Pluriel |
---|
ondersteun | ondersteunt |
Participes |
---|
Participe présent | Participe passé |
---|
ondersteunend, ondersteunende | (hebben) ondersteund |