Information du mot spreiden (néerlandais → espéranto: sterni)

Synonymes: ontvouwen, uitspreiden

Parti du discoursverbe

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) spreid(ik) spreidde
(jij) spreidt(jij) spreidde
(hij) spreidt(hij) spreidde
(wij) spreiden(wij) spreidden
(jullie) spreiden(jullie) spreidden
(gij) spreidt(gij) spreiddet
(zij) spreiden(zij) spreidden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) spreide(dat ik) spreidde
(dat jij) spreide(dat jij) spreidde
(dat hij) spreide(dat hij) spreidde
(dat wij) spreiden(dat wij) spreidden
(dat jullie) spreiden(dat jullie) spreidden
(dat gij) spreidet(dat gij) spreiddet
(dat zij) spreiden(dat zij) spreidden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
spreidspreidt
Participes
Participe présentParticipe passé
spreidend, spreidende(hebben) gespreid

Traductions

allemandbetten; breiten
anglaisspread
catalanajaure; estendre; estirar
danoissprede
espagnoldesenvolver; extender; tender
espérantosterni
féringienbreiða
finnoislevittää
françaisétendre
frison saterlandspreede; tougjuchte lääse
portugaisdeitar; desenvolver; estender; expor; fazer cair