Information du mot ontdoen (néerlandais → espéranto: senigi)

Synonyme: beroven

Parti du discoursverbe
Prononciation/ɔnˈdun/
Césureont·doen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) ontdoe(ik) ontdeed
(jij) ontdoet(jij) ontdeed
(hij) ontdoet(hij) ontdeed
(wij) ontdoen(wij) ontdeden
(jullie) ontdoen(jullie) ontdeden
(gij) ontdoet(gij) ontdeedt
(zij) ontdoen(zij) ontdeden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) ontdoe(dat ik) ontdede
(dat jij) ontdoe(dat jij) ontdede
(dat hij) ontdoe(dat hij) ontdede
(dat wij) ontdoen(dat wij) ontdeden
(dat jullie) ontdoen(dat jullie) ontdeden
(dat gij) ontdoet(dat gij) ontdedet
(dat zij) ontdoen(dat zij) ontdeden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
ontdoeontdoet
Participes
Participe présentParticipe passé
ontdoend, ontdoende(hebben) ontdaan

Exemples d’usage

Het was een zonnige dag en de bediende Joost was bezig het gazon van onkruid te ontdoen.

Traductions

anglaisdeprive; clear; starve; strip; bereave
espérantosenigi
françaisdépouiller
polonaispozbawić