Information du mot ruïneren (néerlandais → espéranto: ruinigi)

Synonyme: verwoesten

Parti du discoursverbe
Prononciation/ryʋiˈnerə(n)/
Césureru·i·ne·ren

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) ruïneer(ik) ruïneerde
(jij) ruïneert(jij) ruïneerde
(hij) ruïneert(hij) ruïneerde
(wij) ruïneren(wij) ruïneerden
(jullie) ruïneren(jullie) ruïneerden
(gij) ruïneert(gij) ruïneerdet
(zij) ruïneren(zij) ruïneerden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) ruïnere(dat ik) ruïneerde
(dat jij) ruïnere(dat jij) ruïneerde
(dat hij) ruïnere(dat hij) ruïneerde
(dat wij) ruïneren(dat wij) ruïneerden
(dat jullie) ruïneren(dat jullie) ruïneerden
(dat gij) ruïneret(dat gij) ruïneerdet
(dat zij) ruïneren(dat zij) ruïneerden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
ruïneerruïneert
Participes
Participe présentParticipe passé
ruïnerend, ruïnerende(hebben) geruïneerd

Traductions

allemandverheeren
anglaisruin
danoisruinere
espagnolarruinar
espérantoruinigi
françaisravager; ruiner
frison occidentalferrinnewearje
frison saterlandferheerje; ruinierje
italienrovinare
latinpervertere
papiamentoruiná
polonaisrujnować
suédoisruinera