Information du mot 'terugwinnen' [dut] (epo: reutiligi)

Conjugaison

Indicatif
Présent	Passé
(ik) win terug	(ik) won terug
(jij) wint terug	(jij) won terug
(hij) wint terug	(hij) won terug
(wij) winnen terug	(wij) wonnen terug
(jullie) winnen terug	(jullie) wonnen terug
(gij) wint terug	(gij) wont terug
(zij) winnen terug	(zij) wonnen terug
Subjonctif
Présent	Passé
(dat ik) terugwinne	(dat ik) terugwonne
(dat jij) terugwinne	(dat jij) terugwonne
(dat hij) terugwinne	(dat hij) terugwonne
(dat wij) terugwinnen	(dat wij) terugwonnen
(dat jullie) terugwinnen	(dat jullie) terugwonnen
(dat gij) terugwinnet	(dat gij) terugwonnet
(dat zij) terugwinnen	(dat zij) terugwonnen
Impératif
Singulier/Pluriel	Pluriel
win terug	wint terug
Participes
Participe présent	Participe passé
terugwinnend, terugwinnende	(hebben) teruggewonnen

espéranto	reutiligi
français	récupérer