Information du mot beperken (néerlandais → espéranto: restrikti)

Parti du discoursverbe
Prononciation/bəˈpɛrkə(n)/
Césurebe·per·ken

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) beperk(ik) beperkte
(jij) beperkt(jij) beperkte
(hij) beperkt(hij) beperkte
(wij) beperken(wij) beperkten
(jullie) beperken(jullie) beperkten
(gij) beperkt(gij) beperktet
(zij) beperken(zij) beperkten
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) beperke(dat ik) beperkte
(dat jij) beperke(dat jij) beperkte
(dat hij) beperke(dat hij) beperkte
(dat wij) beperken(dat wij) beperkten
(dat jullie) beperken(dat jullie) beperkten
(dat gij) beperket(dat gij) beperktet
(dat zij) beperken(dat zij) beperkten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
beperkbeperkt
Participes
Participe présentParticipe passé
beperkend, beperkende(hebben) beperkt

Exemples d’usage

Hoe ontstaan wervelstromen en hoe kunnen deze worden beperkt.

Traductions

anglaisconfine; limit; restrict
espagnollimitar; restringir
espérantorestrikti
féringienavmarka