Information du mot gieten (néerlandais → espéranto: pluvegi)

Synonymes: oude wijven regenen, pijpestelen regenen, sauzen, stortregenen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɣitə(n)/
Césuregie·ten

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) (ik) goot
(jij) (jij) goot
(hij) giet(hij) goot
(wij) gieten(wij)
(jullie) gieten(jullie)
(gij) (gij)
(zij) gieten(zij)
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) giete(dat ik) gote
(dat jij) giete(dat jij) gote
(dat hij) giete(dat hij) gote
(dat wij) gieten(dat wij) goten
(dat jullie) gieten(dat jullie) goten
(dat gij) gietet(dat gij) gotet
(dat zij) gieten(dat zij) goten
Participes
Participe présentParticipe passé
gietend, gietende(hebben) gegoten

Traductions

anglaispour
espérantopluvegi; pluvi torente
féringienoysregna
frison occidentaleazje; jitte
islandaisrigna mjög mikið