Synonymes: dieven, laten verdwijnen, doen verdwijnen
Conjugaison
Indicatif |
---|
Présent | Passé |
---|
(ik) maak weg | (ik) maakte weg |
(jij) maakt weg | (jij) maakte weg |
(hij) maakt weg | (hij) maakte weg |
(wij) maken weg | (wij) maakten weg |
(jullie) maken weg | (jullie) maakten weg |
(gij) maakt weg | (gij) maaktet weg |
(zij) maken weg | (zij) maakten weg |
Subjonctif |
---|
Présent | Passé |
---|
(dat ik) wegmake | (dat ik) wegmaakte |
(dat jij) wegmake | (dat jij) wegmaakte |
(dat hij) wegmake | (dat hij) wegmaakte |
(dat wij) wegmaken | (dat wij) wegmaakten |
(dat jullie) wegmaken | (dat jullie) wegmaakten |
(dat gij) wegmaket | (dat gij) wegmaaktet |
(dat zij) wegmaken | (dat zij) wegmaakten |
Impératif |
---|
Singulier/Pluriel | Pluriel |
---|
maak weg | maakt weg |
Participes |
---|
Participe présent | Participe passé |
---|
wegmakend, wegmakende | (hebben) weggemaakt |