Synonymes: leren, scholen, laten leren
Parti du discours | verbe |
---|
Prononciation | /ɔndərˈʋɛi̯zə(n)/ |
---|
Césure | on·der·wij·zen |
---|
Conjugaison
Indicatif |
---|
Présent | Passé |
---|
(ik) onderwijs | (ik) onderwees |
(jij) onderwijst | (jij) onderwees |
(hij) onderwijst | (hij) onderwees |
(wij) onderwijzen | (wij) onderwezen |
(jullie) onderwijzen | (jullie) onderwezen |
(gij) onderwijst | (gij) onderweest |
(zij) onderwijzen | (zij) onderwezen |
Subjonctif |
---|
Présent | Passé |
---|
(dat ik) onderwijze | (dat ik) onderweze |
(dat jij) onderwijze | (dat jij) onderweze |
(dat hij) onderwijze | (dat hij) onderweze |
(dat wij) onderwijzen | (dat wij) onderwezen |
(dat jullie) onderwijzen | (dat jullie) onderwezen |
(dat gij) onderwijzet | (dat gij) onderwezet |
(dat zij) onderwijzen | (dat zij) onderwezen |
Impératif |
---|
Singulier/Pluriel | Pluriel |
---|
onderwijs | onderwijst |
Participes |
---|
Participe présent | Participe passé |
---|
onderwijzend, onderwijzende | (hebben) onderwezen |