Information du mot bemannen (néerlandais → espéranto: homekipi)

Parti du discoursverbe
Prononciation/bəˈmɑnə(n)/
Césurebe·man·nen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) beman(ik) bemande
(jij) bemant(jij) bemande
(hij) bemant(hij) bemande
(wij) bemannen(wij) bemanden
(jullie) bemannen(jullie) bemanden
(gij) bemant(gij) bemandet
(zij) bemannen(zij) bemanden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) bemanne(dat ik) bemande
(dat jij) bemanne(dat jij) bemande
(dat hij) bemanne(dat hij) bemande
(dat wij) bemannen(dat wij) bemanden
(dat jullie) bemannen(dat jullie) bemanden
(dat gij) bemannet(dat gij) bemandet
(dat zij) bemannen(dat zij) bemanden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
bemanbemant
Participes
Participe présentParticipe passé
bemannend, bemannende(hebben) bemand

Exemples d’usage

Bijna honderd mensen zullen de onderzeeër bemannen.
Dat wordt de eerste bemande Amerikaanse vlucht sinds 2011.

Traductions

anglaisman
espérantohomekipi
papiamentotripulá