Information du mot opstoken (néerlandais → espéranto: agiti)

Synonymes: agiteren, ophitsen, opruien

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɔpstokə(n)/
Césureop·sto·ken

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) stook op(ik) stookte op
(jij) stookt op(jij) stookte op
(hij) stookt op(hij) stookte op
(wij) stoken op(wij) stookten op
(jullie) stoken op(jullie) stookten op
(gij) stookt op(gij) stooktet op
(zij) stoken op(zij) stookten op
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) opstoke(dat ik) opstookte
(dat jij) opstoke(dat jij) opstookte
(dat hij) opstoke(dat hij) opstookte
(dat wij) opstoken(dat wij) opstookten
(dat jullie) opstoken(dat jullie) opstookten
(dat gij) opstoket(dat gij) opstooktet
(dat zij) opstoken(dat zij) opstookten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
stook opstookt op
Participes
Participe présentParticipe passé
opstokend, opstokende(hebben) opgestookt

Traductions

albanaisagjitoj
allemandagitieren; aufwiegeln; in Wallung bringen; in Aufruhr versetzen; in Unruhe versetzen; aufwühlen; erörtern
anglaisincite; stir up
catalanagitar
espagnolagitar; perturbar
espérantoagiti
féringienørkymla; øsa
finnoiskiihottaa
françaisagiter; débattre; émouvoir; faire de l’agitation; troubler
frison saterlandagitierje
hongroisagitál
italienagitare; rimescolare
latinconcitare
portugaisagitar; amotinar; sacolejar; sacudir
russeвозбуждать