Information du mot graveren (néerlandais → espéranto: gravuri)

Synonyme: griffen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ɣraˈverə(n)/
Césuregra·ve·ren

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) graveer(ik) graveerde
(jij) graveert(jij) graveerde
(hij) graveert(hij) graveerde
(wij) graveren(wij) graveerden
(jullie) graveren(jullie) graveerden
(gij) graveert(gij) graveerdet
(zij) graveren(zij) graveerden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) gravere(dat ik) graveerde
(dat jij) gravere(dat jij) graveerde
(dat hij) gravere(dat hij) graveerde
(dat wij) graveren(dat wij) graveerden
(dat jullie) graveren(dat jullie) graveerden
(dat gij) graveret(dat gij) graveerdet
(dat zij) graveren(dat zij) graveerden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
graveergraveert
Participes
Participe présentParticipe passé
graverend, graverende(hebben) gegraveerd

Traductions

allemandgravieren; stechen; einschneiden; einritzen
anglaisengrave
catalangravar
espagnolgrabar
espérantogravuri
féringienprunka; rista
françaisgraver
frison occidentalgravearje
frison saterlandgravierje
portugaisestampar; gravar
roumaingrava
tchèquerýt; vyrýt