Information du mot verknoeien (néerlandais → espéranto: fuŝi)

Synonymes: beunhazen, broddelen, hannesen, knoeien, modderen, stuntelen, verhaspelen, verprutsen

Parti du discoursverbe
Prononciation/vərˈknujə(n)/
Césurever·knoei·en

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) verknoei(ik) verknoeide
(jij) verknoeit(jij) verknoeide
(hij) verknoeit(hij) verknoeide
(wij) verknoeien(wij) verknoeiden
(jullie) verknoeien(jullie) verknoeiden
(gij) verknoeit(gij) verknoeidet
(zij) verknoeien(zij) verknoeiden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) verknoeie(dat ik) verknoeide
(dat jij) verknoeie(dat jij) verknoeide
(dat hij) verknoeie(dat hij) verknoeide
(dat wij) verknoeien(dat wij) verknoeiden
(dat jullie) verknoeien(dat jullie) verknoeiden
(dat gij) verknoeiet(dat gij) verknoeidet
(dat zij) verknoeien(dat zij) verknoeiden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
verknoeiverknoeit
Participes
Participe présentParticipe passé
verknoeiend, verknoeiende(hebben) verknoeid

Exemples d’usage

Hij verknoeit immers alles wat hij aanraakt?

Traductions

allemandpfuschen; verpfuschen; verhunzen; verderben
anglaisbotch; bungle; screw up; spoil; blunder; foozle
catalanadobassar; pastifejar; potinejar
espagnolchafallar; chapucear
espérantofuŝi
féringienbongla; fesja; klombra
finnoishutiloida
françaisgâcher
frison saterlandfuchelje; fuddelje; fuskje; kwaksalwerje; ruusje
portugaisborrar; fazer às pressas; trabalhar mal
turcazdırmak