Information du mot poepen (néerlandais → espéranto: feki)

Synonymes: drijten, een grote boodschap doen, kakken, ontlasting hebben, schijten

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈpupə(n)/
Césurepoe·pen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) poep(ik) poepte
(jij) poept(jij) poepte
(hij) poept(hij) poepte
(wij) poepen(wij) poepten
(jullie) poepen(jullie) poepten
(gij) poept(gij) poeptet
(zij) poepen(zij) poepten
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) poepe(dat ik) poepte
(dat jij) poepe(dat jij) poepte
(dat hij) poepe(dat hij) poepte
(dat wij) poepen(dat wij) poepten
(dat jullie) poepen(dat jullie) poepten
(dat gij) poepet(dat gij) poeptet
(dat zij) poepen(dat zij) poepten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
poeppoept
Participes
Participe présentParticipe passé
poepend, poepende(hebben) gepoept

Traductions

allemanddefäkieren; Kot ausscheiden
anglaispoop
catalananar de ventre; cagar; defecar; fer de cos
espagnoldefecar
espérantofeki
féringienskíta
finnoisulostaa
françaisaller à la selle; déféquer
latinassidere; cacare
papiamentokaka; pupu
portugaisdefecar
sranankaka; kunkun
thaïขี้