Information du mot afzweren (néerlandais → espéranto: abĵuri)

Synonyme: abjureren

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɑfsʋeːrə(n)/
Césureaf·zwe·ren

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) zweer af(ik) zwoer af
(jij) zweert af(jij) zwoer af
(hij) zweert af(hij) zwoer af
(wij) zweren af(wij) zwoeren af
(jullie) zweren af(jullie) zwoeren af
(gij) zweert af(gij) zwoert af
(zij) zweren af(zij) zwoeren af
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) afzwere(dat ik) afzwoere
(dat jij) afzwere(dat jij) afzwoere
(dat hij) afzwere(dat hij) afzwoere
(dat wij) afzweren(dat wij) afzwoeren
(dat jullie) afzweren(dat jullie) afzwoeren
(dat gij) afzweret(dat gij) afzwoeret
(dat zij) afzweren(dat zij) afzwoeren
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
zweer afzweert af
Participes
Participe présentParticipe passé
afzwerend, afzwerende(hebben) afgezworen

Traductions

allemandabschwören; widerrufen
anglaisabjure; renounce; swear off; forswear
espérantoabĵuri; forĵuri
féringienavsvørja
françaisabjurer
islandaissverja fyrir
latinabiurare; abrenuntiare
portugaisrenunciar
scotsabjure