Information du mot vergrendelen (néerlandais → espéranto: rigli)

Synonymes: afgrendelen, grendelen

Parti du discoursverbe
Prononciation/vərˈɣrɛndələ(n)/
Césurever·gren·de·len

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) vergrendel(ik) vergrendelde
(jij) vergrendelt(jij) vergrendelde
(hij) vergrendelt(hij) vergrendelde
(wij) vergrendelen(wij) vergrendelden
(jullie) vergrendelen(jullie) vergrendelden
(gij) vergrendelt(gij) vergrendeldet
(zij) vergrendelen(zij) vergrendelden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) vergrendele(dat ik) vergrendelde
(dat jij) vergrendele(dat jij) vergrendelde
(dat hij) vergrendele(dat hij) vergrendelde
(dat wij) vergrendelen(dat wij) vergrendelden
(dat jullie) vergrendelen(dat jullie) vergrendelden
(dat gij) vergrendelet(dat gij) vergrendeldet
(dat zij) vergrendelen(dat zij) vergrendelden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
vergrendelvergrendelt
Participes
Participe présentParticipe passé
vergrendelend, vergrendelende(hebben) vergrendeld

Exemples d’usage

Hij ging van het ene vertrek naar het andere, tot zijn weg versperd werd door een vergrendelde deur.
En ik betwijfel sterk of de deur boven aan de trap vergrendeld is.
De ijzeren deur was van buiten vergrendeld.
Hij vergrendelde de deur en maakte fluitend een pak avondeten open.

Traductions

allemandverriegeln; zuriegeln
anglaisbolt
catalanbarrar; passar el forrellat
espagnolcorrer el cerrojo
espérantorigli; ŝnurarmi
féringiensteingja
finnoislukita
françaisverrouiller
frison occidentalôfskoattelje
frison saterlandienpänje; ienpänne; sköätelje
portugaisaferrolhar
suédoisregla