Synonymes: achterste, derrière, gat, staartstuk, zitvlak, achterend, krent
Parti du discours | substantif |
---|
Prononciation | /ˈɑxtərʋɛrᵊk/ |
---|
Césure | ach·ter·werk |
---|
Genre | neutre |
---|
Pluriel | achterwerken |
---|
Adam Orsino, die tot dat moment met kleine teugjes van zijn koffie had zitten drinken met het gevoel dat het hem allemaal niet aanging, keek alsof hij in zijn achterwerk gestoken was en zei: „Waarom ik?”
Matje ging een keer onderuit en kwam al vloekend met zijn achterwerk in een plas te zitten.
De hond stond voor het hek op het trottoir, zijn achterwerk naar de camera gericht.