Information du mot uiteennemen (néerlandais → espéranto: dismeti)

Parti du discoursverbe

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) neem uiteen(ik) nam uiteen
(jij) neemt uiteen(jij) nam uiteen
(hij) neemt uiteen(hij) nam uiteen
(wij) nemen uiteen(wij) namen uiteen
(jullie) nemen uiteen(jullie) namen uiteen
(gij) neemt uiteen(gij) naamt uiteen
(zij) nemen uiteen(zij) namen uiteen
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) uiteenneme(dat ik) uiteenname
(dat jij) uiteenneme(dat jij) uiteenname
(dat hij) uiteenneme(dat hij) uiteenname
(dat wij) uiteennemen(dat wij) uiteennamen
(dat jullie) uiteennemen(dat jullie) uiteennamen
(dat gij) uiteennemet(dat gij) uiteennamet
(dat zij) uiteennemen(dat zij) uiteennamen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
neem uiteenneemt uiteen
Participes
Participe présentParticipe passé
uiteennemend, uiteennemende(hebben) uiteengenomen

Traductions

espérantodismeti
françaisdisperser