Information du mot medenemen (néerlandais → espéranto: kunporti)

Synonymes: bijeenbrengen, medebrengen, meebrengen, meedragen, meenemen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈmedənemə(n)/
Césureme·de·ne·men

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) neem mede(ik) nam mede
(jij) neemt mede(jij) nam mede
(hij) neemt mede(hij) nam mede
(wij) nemen mede(wij) namen mede
(jullie) nemen mede(jullie) namen mede
(gij) neemt mede(gij) naamt mede
(zij) nemen mede(zij) namen mede
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) medeneme(dat ik) medename
(dat jij) medeneme(dat jij) medename
(dat hij) medeneme(dat hij) medename
(dat wij) medenemen(dat wij) medenamen
(dat jullie) medenemen(dat jullie) medenamen
(dat gij) medenemet(dat gij) medenamet
(dat zij) medenemen(dat zij) medenamen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
neem medeneemt mede
Participes
Participe présentParticipe passé
medenemend, medenemende(hebben) medegenomen

Exemples d’usage

In het jaar 1936 kwam schrijver dezes voorbij een uitdrager die hem vroeg een stapel boeken te willen medenemen voor de somma van ƒ  25,—.

Traductions

afrikaanssaambring
allemandmitbringen; mitnehmen
anglaisbring along; take along; entail
bas allemandmednömmen
espagnolllevar
espérantokunporti
féringienhava við
françaisapporter; emporter; prendre avec soi
frison saterlandmeebrange; meenieme
grec ancienἄγω
portugaislevar consigo
russeзабирать; забрать
suédoismedbringa