Information du mot flauwvallen (néerlandais → espéranto: sveni)

Synonymes: bewusteloos raken, bezwijmen, het bewustzijn verliezen, in zwijm vallen, zwijmen, in katzwijm vallen, van zijn stokje gaan

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈflɑu̯̯vɑlə(n)/
Césureflauw·val·len

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) val flauw(ik) viel flauw
(jij) valt flauw(jij) viel flauw
(hij) valt flauw(hij) viel flauw
(wij) vallen flauw(wij) vielen flauw
(jullie) vallen flauw(jullie) vielen flauw
(gij) valt flauw(gij) vielt flauw
(zij) vallen flauw(zij) vielen flauw
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) flauwvalle(dat ik) flauwviele
(dat jij) flauwvalle(dat jij) flauwviele
(dat hij) flauwvalle(dat hij) flauwviele
(dat wij) flauwvallen(dat wij) flauwvielen
(dat jullie) flauwvallen(dat jullie) flauwvielen
(dat gij) flauwvallet(dat gij) flauwvielet
(dat zij) flauwvallen(dat zij) flauwvielen
Participes
Participe présentParticipe passé
flauwvallend, flauwvallende(zijn) flauwgevallen

Exemples d’usage

De vrouw van de gouveneur was flauwgevallen en zelfs de drie neven hadden niet de moeite genomen om haar bij te brengen.
Om de minste reden wordt er flauwgevallen, met de ogen gerold of worden de handen in opperste verbazing ineengeslagen.
Toen wij hem eindelijk bevrijd hadden, viel hij flauw.
Ze valt flauw!

Traductions

allemandin Ohnmacht fallen; ohnmächtig werden
anglaisfaint; swoon
catalandesmaiar‐se; esvanir‐se
espagnoldesmayarse; desvanecerse
espérantosveni
féringiendána; falla í óvit; svíma
finnoispyörtyä
françaiss’évanouir
frison saterlandbeswieme; flau wäide
italiensvenirsi
papiamentodesmañá
portugaisdesfalecer; desmaiar; esvanecer
suédoissvimma