Information du mot afgooien (néerlandais → espéranto: deĵeti)

Synonymes: afwerpen, uitgooien

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɑfxoːjə(n)/
Césureaf·gooi·en

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) gooi af(ik) gooide af
(jij) gooit af(jij) gooide af
(hij) gooit af(hij) gooide af
(wij) gooien af(wij) gooiden af
(jullie) gooien af(jullie) gooiden af
(gij) gooit af(gij) gooidet af
(zij) gooien af(zij) gooiden af
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) afgooie(dat ik) afgooide
(dat jij) afgooie(dat jij) afgooide
(dat hij) afgooie(dat hij) afgooide
(dat wij) afgooien(dat wij) afgooiden
(dat jullie) afgooien(dat jullie) afgooiden
(dat gij) afgooiet(dat gij) afgooidet
(dat zij) afgooien(dat zij) afgooiden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
gooi afgooit af
Participes
Participe présentParticipe passé
afgooiend, afgooiende(hebben) afgegooid

Traductions

allemandabwerfen
anglaisfling off; throw off
espérantodeĵeti
françaisprécipiter
frison occidentalôfsmite