Information du mot doorzenden (néerlandais → espéranto: transsendi)

Synonyme: doorsturen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈdorzɛndə(n)/
Césuredoor·zen·den

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) zend door(ik) zond door
(jij) zendt door(jij) zond door
(hij) zendt door(hij) zond door
(wij) zenden door(wij) zonden door
(jullie) zenden door(jullie) zonden door
(gij) zendt door(gij) zondt door
(zij) zenden door(zij) zonden door
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) doorzende(dat ik) doorzonde
(dat jij) doorzende(dat jij) doorzonde
(dat hij) doorzende(dat hij) doorzonde
(dat wij) doorzenden(dat wij) doorzonden
(dat jullie) doorzenden(dat jullie) doorzonden
(dat gij) doorzendet(dat gij) doorzondet
(dat zij) doorzenden(dat zij) doorzonden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
zend doorzendt door
Participes
Participe présentParticipe passé
doorzendend, doorzendende(hebben) doorgezonden

Exemples d’usage

Ik schreef echter een boodschap aan Frodo en vertrouwde haar aan mijn vriend de herbergier toe om door te zenden.

Traductions

allemandübersenden
anglaissend on; send on
espérantotranssendi
françaisrenvoyer
polonaisprzesłać