Information du mot hangen (néerlandais → espéranto: pendi)

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɦɑŋə(n)/
Césurehan·gen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) hang(ik) hing
(jij) hangt(jij) hing
(hij) hangt(hij) hing
(wij) hangen(wij) hingen
(jullie) hangen(jullie) hingen
(gij) hangt(gij) hingt
(zij) hangen(zij) hingen
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) hange(dat ik) hinge
(dat jij) hange(dat jij) hinge
(dat hij) hange(dat hij) hinge
(dat wij) hangen(dat wij) hingen
(dat jullie) hangen(dat jullie) hingen
(dat gij) hanget(dat gij) hinget
(dat zij) hangen(dat zij) hingen
Participes
Participe présentParticipe passé
hangend, hangende(hebben) gehangen

Exemples d’usage

Mijn geweer hing er al.
Hier hangt een briefje.
Er hing hier een geheim dat moest worden opgelost.
Ik mag hangen als zij het niet zijn.
Aan de muren hingen verscheidene portretten van overleden Caterhams.
Ze betastte zijn kleren, die zo intiem naast de hare hingen.
Ik zou wel willen weten wat hij tussen de benen heeft hangen.
Ik hing een ogenblik aan mijn handen.

Traductions

afrikaanshang
allemandhängen
anglaiscling; hang
catalanpenjar
danoishænge
espagnolcolgar; pender
espérantopendi
féringienhanga
finnoisriippua
françaispendre; retomber
frison occidentalhingje
frison saterlandhongje
islandaishanga
italienpendere
latinpendere
norvégienhenge
polonaiswisieć
portugaisestar pendente; pender
roumainagăța; atârna
russeвисеть
sranananga
suédoishänga
tchèqueoběsit; pověsit; věšet; viset; zavěsit
thaïแขวน
turcasılmak